Pieter T’Jonck

source : http://sarma.be/docs/2507

De Tijd • 3 May 2004 • Dutch

Review : 3 Solos

(tijd) – Het eerste weekend van het KunstenfestivaldesArts bood een merkwaardig staal van wat theatermakers op dit ogenblik bezighoudt. De resultaten lopen wel hemelsbreed uiteen, maar de vraag ‘wie we zijn’ komt in vele toonaarden terug. De vraag hoe je dat ‘zijn’ kan tonen of spelen wordt nu eens naïef en ontwapenend, dan weer hyperlucide gedemonstreerd.

Hyperlucide is zeker ’12 a.m. awake and looking down’, de 6 uur lange performance van het Britse gezelschap Forced Entertainment van Tim Etchells. Dit stuk uit 1993 werd voor het festival uitzonderlijk hernomen. Het concept is onwaarschijnlijk: vijf acteurs trekken zes uur lang het ene vlooienmarktplunje na het andere aan. Elk kostuum is een aanleiding om, soms slechts enkele seconden, een personage te schetsen. Kartonnen borden met haastige opschriften, geven toelichting. Je ziet nu eens ‘a dumb fuck’ of ‘a good cop in a bad film’. Het kan ook abstracter: ‘Death itself’ of ‘a strange invisible girl’. Soms bevat het opschrift zelfs de aanzet van een verhaal zoals ‘a doctor without diploma ready for handcuffs’. Maar onveranderlijk hebben de opschriften de kwaliteit van tabloidkoppen.

Beeld en tekst samen suggereren een diepere waarheid, waar slechts een verkleedpartij en doen-alsof aanwezig zijn. Een oude zetel midden op de scène verbeeldt die ‘waarheid’. Om de beurt zijgt een acteur uitgeput neer in de zetel en staart uitdrukkingsloos voor zich uit. Maar de andere acteurs houden wel het ene na het andere bord boven zijn of haar hoofd.

Ongeacht de tekst blijkt het beeld altijd weer te kloppen. Lang voor gender- en identiteitsstudies ‘de bon ton’ werden demonstreerde Etchells hier zo wat een vreemde komedie de hedendaagse samenleving is. De vraag is dan: waarom duurt dit zes uur? Het minste wat je kan zeggen is dat de duur een sterke impact heeft op het spel. In het begin gaat het vlot en enthousiast. Later, als het moeilijk wordt om steeds nieuwe beelden bij de opschriften te verzinnen, slaat de verveling toe. Finaal slaat echter aan beide zijden van het podium een hilarische opwinding toe. Het is een huizenhoge paradox: hoe moeilijker de acteurs de schijn kunnen ophouden, hoe groter de compliciteit tussen spelers en toeschouwers wordt. Alsof het pas duidelijk wordt dat we altijd in een schijnvertoning verwikkeld zijn op het ogenblik dat we de schijn niet meer kunnen ophouden. In die ultieme vertoning is het vege lijf inzet en wisselgeld tegelijk.

Die vorm van frivole luciditeit was noch aan Padmini Chettur, noch aan Amal El Kenawy besteed. Beiden peilen met diepe ernst naar een centrale betekenis in de aanwezigheid op het podium. Toch gaat het om twee hoogst subtiele zelfportretten. De Indische Chettur studeerde lange tijd klassieke Indische dans, voor ze tot hedendaagse dans kwam. Voor haar echter geen vernuftige mengvorm van Indische dans met westerse moderne dans in haar ‘Solo’. Chettur toont in verstilde, precieze bewegingen hoe ze een ‘modern’ lichaam, een zuivere expressie uitvindt. Het merkwaardige is dat die moderniteit onmerkbaar volloopt met beelden en gevoeligheden die verbonden zijn met een oosterse spiritualiteit en traditie, maar dan zonder de pittoreske franje.

Amal El Kenawy is in ‘The room’ live aanwezig op de scène, gehuld in een sluier. Ze zit in een betegelde kubus naast een kleedpop met een half afgewerkt trouwkleed. Suggestieve video-beelden tonen wat door haar hoofd gaat. Het huwelijk blijkt daar meer weg te hebben van een gevangenis, een rouwplechtigheid dan een heuglijke gebeurtenis. Het beeld waarin twee vrouwen handen met kanten handschoenen een kloppend hart doorboren met kralen en linten is in dat opzicht onvergetelijk.